De opslagspeler probeert de bal onderhands (met de vuist of open hand) over het net te slaan naar de ontvanger op de tegenoverliggende mat. De ontvanger probeert de bal op de mat te vangen.
| Wat zie je? | Wat doe je |
Loopt 't | er is een oneven aantal kinderen | maak een drietal (1 opslagspeler, 1 ontvanger en 1 wachter) die ook gewoon doorwisselen na 10 pogingen of een lintje |
| de (speel)ruimte is te klein (de kinderen hebben last van elkaar) | maak minder werkplekken (3 of 2 i.p.v. 4), met een wachter |
| de ontvangers botsen tegen elkaar | spreek strakke regels af: De ontvanger mag niet op een andere mat komen |
| de opdracht wordt heel snel uitgevoerd | maak na 4 beurten van elk kind nieuwe tweetallen |
| | maak minder werkplekken (3 i.p.v. 4) waardoor ze ook even moeten wachten |
| ze kunnen niet in tweetallen werken | maak gebruik van een doordraaisysteem: opslag > vangen > lopen > opslag |
| de hoepels schuiven of de kinderen gaan met de hoepels spelen | gebruik tapijttegels |
| | maak met schilderstape vakken op de vloer |
Lukt 't | de bal wordt niet of ongecontroleerd geraakt | geef een tip: "Sla de bal uit je hand, NIET opgooien" |
| | geef de tip: "Wijs de bal na" |
| | gebruik een grotere bal |
| de bal komt niet over het net | verplaats de hoepel iets meer naar voren (let op: maximale afstand van het net is 2 m.) |
| | het net lager hangen (of zelfs helemaal zonder net) |
| | gebruik een lichtere bal (bijv. strandbal) |
| de bal komt wel over het net, maar niet bij de ontvanger | opslaan in een (groter) vak (mikdoel vergroten) |
| | geef een aanwijzing: "Kijk naar het randje van het net en minder naar de bal" |
| | Geef de aanwijzing: "Wijs de bal na met je slagarm" |
| de uitgangshouding kan beter | let op een open stand en controleer of het juiste been voor staat (bij een rechtshandige staat het linkerbeen voor, bij een linkshandige het rechter) |
| | geef een voorbeeld: let op één voet in de hoepel en de andere voet achter de hoepel |
| het raken van de bal kan beter | controleer of de bal niet te hoog vastgehouden wordt |
| | laat de slagarm soepel van achteren naar voren zwaaien (doorgaande beweging) |
| | veer iets in en strek de knieën bij het wegslaan van de bal |
| | geef een voorbeeld: zwaai de hand met de bal samen met de slagarm een beetje naar achteren, zwaai dan naar voren, waarbij de vuist de bal inhaalt en wegslaat |
| de balbaan kan beter | let op de juiste keuze van de mikplaats door het kind |
| | laat ze naar de bovenkant van het net (dus gericht op het doel) kijken |
| | laat ze kijken naar de plek waar de bal moet komen (de ontvanger) |
| iedere opslag gaat precies richting de mat | verplaats de opslagplek een meter naar achteren (afstand vergroten) |
| | verplaats de vangplek een meter naar achteren (andere balbaan) |
| het ontvangen is te makkelijk | bal laten vangen in een emmer of omgekeerde pilon |
| | bal laten kaatsen op een kaatsplank en daarna zelf vangen |
| | bal met de onderarmse techniek omhoog spelen en vangen |
Leeft 't | de kinderen zijn toe aan een nieuwe uitdaging | Wedstrijdelement toevoegen: |
| | vragen hoeveel punten elk tweetal in 3 minuten haalt |
| | maak twee teams en doe een estafette |
| | spelen met de doorwisselregel: 3 tweetallen die werken, 1 tweetal wacht, als een tweetal een fout maakt, moeten ze wisselen met wachters (probeer zo lang mogelijk te blijven staan) |