Meer plezier in bewegen met een goede trainer

Auteur: Cor Niks, docent psychomotorische therapie aan de opleiding Psychomotorische Therapie aan de Hogeschool Windesheim te Zwolle, publicatie op SportKnowhow XL, oktober 2020

 

Zijn jongeren tussen de 11 en 15 jaar ook zonder een goede trainer[1] te verleiden tot langdurige deelname aan hun sport en dat dan met veel plezier? Vanuit het perspectief van het Europese project KidMove denken wij van niet.

Dit project is een samenwerking tussen Finse, Oostenrijkse, Tsjechische, Poolse én Nederlandse partners in de sport en het onderwijs (hogescholen/universiteiten) en startte in 2019. We richten ons op de preventie van sportuitval van jonge tieners.
Natuurlijk pretenderen de partners in het project niet de oplossing te hebben om jongeren blijvend te laten deelnemen aan de sport, maar wij zijn er wel van overtuigd dat een goed geschoolde trainer een belangrijke factor is om jongeren te binden.
Op de site www.kidmove.eu worden er door middel van korte video’s, blogs en artikelen inzichten, tips en achtergrondinformatie gegeven aan trainers en beleidsmakers om uitval te voorkomen.

 

Dit artikel richt zich op de trainers. We dagen hen uit om jongeren meer te verleiden door ‘plezier als middel binnen het bewegen’ in te zetten. Wij denken dat langdurige deelname van jongeren te garanderen is wanneer een training gebaseerd is op het samen plezier beleven in het bewegen met je teamgenoten en de trainer. Deze gedachte wordt ondersteund door Mombarg, R., Berg, L. van den, & Geer, F. van de (2018). Zij hebben in het lesboek ‘Plezier in bewegen voor ieder kind’ veel handvatten beschreven hoe dit te doen. Andere stromingen in de sport vinden dat de technische, strategische, vaardigheidskant binnen de sport heel belangrijk kan zijn, maar KidMove projectleden denken dat deze aspecten al vaak goed geborgd zijn onze sportclubcultuur.  

 

Plezier in bewegen

Uit veel onderzoeken is gebleken dat plezier tijdens het bewegen als belangrijk doel kan worden gezien. Dit om zeer verschillende redenen. In het artikel van Lorusso, J. R., Pavlovich, S. M., & Lu, C. (2013) wordt aangeven dat plezier in de lessen lichamelijke opvoeding bijdraagt aan de emotionele, cognitieve en fysieke ontwikkeling.
Het plezier in bewegen kan verhoogd worden wanneer er in de trainingen aandacht wordt besteed aan autonomie, competentie en verbondenheid van jongeren (Standage, Duda & Ntoumanis, 2003). Dit kan de trainer realiseren door de jongeren een grote mate van zelfstandigheid te geven. Denk hierbij aan het oefenen van te leren vaardigheden zonder dat de trainer er telkens ‘bovenop zit’. Te veel bemoeizucht van de trainer kan leiden tot faalangstig gedrag, wat het leren en zeker het plezier in leren niet zal bevorderen.

Het is belangrijk de jongeren activiteiten te laten doen die passend zijn bij de leeftijd en waar mogelijk dat zij invloed te laten hebben op dat wat er in de training wordt gedaan. Dit betekent dat het onzes inziens nodig is om regelmatig de jongeren te vragen of zij tevreden zijn met hoe de trainingen verlopen en dat je als trainer ook open staat voor kritische feedback. Dit kan betekenen dat je trainingen op basis van de feedback die je hebt gekregen van jongeren ook daadwerkelijk gaat veranderen. Is het bijvoorbeeld erg wanneer één van de trainingen alleen maar wedstrijdjes worden gespeeld in plaats van vooral het schieten op doel te oefenen? Jongeren hebben vaak hetzelfde doel voor ogen als de trainer, maar de weg naar succes kan een andere zijn.

Wat veel wordt vergeten is dat het ook nodig is om tijdens de trainingen niet alleen te richten op dat wat beter kan, maar ook regelmatig te benoemen wat er goed gaat. De successen samen vieren!

Het laatste aspect wat we willen noemen is verbondenheid. Niet alleen op het veld ben je een team maar ook daarbuiten. De ‘derde helft’ kan bijdragen aan de groepsbinding en vorming. Als trainer moet je aanvoelen wanneer je wel en niet gaat deelnemen aan de derde helft. Realiseer je goed dat jongeren het prima vinden als je aansluit, maar zij hebben ook behoefte aan momenten dat de trainer er even niet is.

Wanneer bovenstaande punten te weinig aandacht krijgen kan het zijn dat een jongere niet meer vanuit een intrinsieke motivatie deelneemt aan de trainingen, maar alleen maar vanuit de extrinsieke motivatie. Hij[2] wil bijvoorbeeld de beste volleyballer worden van het team zodat hij gescout kan worden voor een nationaal team. De kans op uitval of niet meer worden geaccepteerd in een team ligt dan op de loer.

 

Groepsdynamiek en plezier

Een ander belangrijk aspect met betrekking tot plezier in bewegen is dat dit afhangt van hoe goed de trainer met groepsdynamiek omgaat (Damen, 2017). Voor de trainer die een trainingsgroep begeleidt betekent dit dat hij goed zicht moet hebben op de processen tussen de verschillende jongeren in de groep. Het gaat dan over (fysieke en emotionele) veiligheid, afstand en nabijheid en commitment. Wanneer het trainen voor wedstrijden in de competitie niet de gewenste resultaten geeft zal een trainer snel teruggrijpen op nog meer sturen op de inhoud. Er moet meer worden geoefend, vaker worden getraind of nog strakker op de technische kant worden gestuurd om tot een bevredigend, lees winst in de wedstrijd, resultaat te komen.
Wij denken dat dit maar het halve verhaal is. Het is minstens zo belangrijk om te kijken naar wat plezier in het samen bewegen doet met de motivatie. Dit wordt bevestigd door diverse onderzoekers. Zo blijkt uit het onderzoek ‘School, Bewegen en Sport’, waarin de beweeg- en sportmotieven van leerlingen in Nederland in kaart zijn gebracht, dat plezier in het bewegen één van de belangrijkste motieven is om te blijven deelnemen (Stuij et al., 2011).
Stel jezelf als trainer de vraag: “Is het wel helpend om meer druk te gaan zetten op het beter uitvoeren van een strategisch uitgevoerde aanval. Of zit het probleem eigenlijk in het gegeven dat het team elkaars fouten niet accepteert omdat de relatie tussen spelers beschadigd is?”
Wellicht is de conclusie dat een trainer misschien beter eerst kan investeren in de relatie. Bijvoorbeeld door eerst aandacht besteden aan het plezier hebben in het overtikken van de bal en daarna pas te kijken hoe je de ander kan passeren om op het doel te kunnen gaan schieten.

Het investeren van de trainer in de relatie met en tussen de jongeren gaat gelijk op met de eigen inbreng en invloed van diezelfde jongeren op het groepsproces. Dit zou onderwerp van gesprek moeten zijn binnen de trainingen. Het gaat hier dan over wat zijn de rolverdelingen in het team, wie is er populair, wie niet, wat zijn de sterke punten in ons team, enz. Wanneer het in een team niet lekker loopt, kan het nodig zijn om hier een deskundige voor in te huren die samen met de trainer aandacht besteed aan de trainingsgroep.

 


Niveau bepaling en plezier

Naast dat de groepsdynamiek op orde moet zijn en de autonomie, competentie en verbondenheid van de jongeren goed in beeld is bij de trainer zijn er ook andere voorwaarden die essentieel zijn om plezier te behouden in de sportdeelname.

Breedveld et al. (2010) schrijven hierover dat succesvolle sportdeelname blijvend zal zijn wanneer de activiteiten die gedaan worden als plezier wordt ervaren. Er dient dan sprake te zijn van activiteiten die aansluiten bij het niveau van de deelnemer, hij succeservaringen kan opdoen en dat er voldoende mogelijkheid is tot het ontmoeten van andere jongeren en trainers. Daarnaast is het belangrijk dat er een duidelijke structuur is, dat afspraken helder zijn en dat de jonge sporter vaak genoeg aanwezig kan zijn.

 

Feedback

Om te weten of jouw deelnemers voldoende plezier beleven bij het sporten en of ze zich thuis voelen in jouw trainingen, is het belangrijk om regelmatig stil te staan bij de vraag hoe zij de trainingen beleven. Benoem in de training, wanneer je hierover met hen in gesprek bent, dat het soms lastig kan zijn om feedback te ontvangen of te geven. Denk hierbij aan de speler die tijdens een aanval telkens een verkeerde positie in het veld kiest. Wanneer deze speler moeite heeft met de feedback die hij krijgt, zou dit kunnen leiden tot het opzeggen van zijn lidmaatschap. Toch kan feedback ook helpend zijn om, zonder verwijtend te zijn, de trainingen aantrekkelijker te maken. In het voorbeeld van de verkeerde positiekeuze kan het bijvoorbeeld helpend zijn om op diverse plaatsen in het veld tijdens de training de speler mondeling te coachen op zijn positie. Wanneer je dit in goed overleg met de speler afspreekt hoeft dit geen probleem te zijn. Vooral wanneer er meerdere spelers op deze wijze aanwijzingen gaan krijgen van jou als trainer voorkom je de uitzonderingspositie waar veel jongeren in de leeftijd van 11 tot 15 last van hebben. De meeste jongeren willen namelijk bij het gemiddelde horen.

Een ander voorbeeld kan zijn dat de jongeren meer training in spelvorm willen terwijl de trainer zich vooral heeft gericht op zeer gestructureerde oefenvormen. Een compromis sluiten kan dan zeer effectief zijn om het plezier in het trainen te behouden.

Ook kunnen conflicten, soms al vroegtijdig, worden voorkomen door spanningen te benoemen en weg te nemen in een gesprek.

Maar natuurlijk is het ook goed om aan te geven dat je het als trainer fijn vindt om ook eens te horen wat er goed gaat binnen de training, als trainer krijg je ook meer energie als je een compliment krijgt.

Feedback geeft dus zowel de jongeren als de trainers de kans om complimenten aan elkaar te geven en waar nodig elkaar te ondersteunen in het verbeteren van de trainingen, zowel op de inhoud van de trainingen als op de manier waarop je het met elkaar doet.

 

Trainers en scholing

In onze Nederlandse sportcultuur maken we veel gebruik van trainers die op vrijwillige basis hun trainingen geven. Veel trainers geven vanuit hun eigen ervaringen training aan jongeren. Anderen hebben diverse (kortdurende/incidentele) scholingen vanuit een sportbond gevolgd en zijn hierdoor al beter voorbereid over hoe je trainingen aantrekkelijk en verantwoord kunt geven en tot slot zijn er natuurlijk de professionele trainers die complete opleidingen hebben gevolgd. We hebben ze allemaal nodig om onze jongeren te kunnen laten sporten. Vanuit KidMove willen we van harte pleiten voor scholing voor iedereen die trainingen geeft, zodat een minimaal niveau van bekwaamheid gegarandeerd is. Instructiedagen of korte cursussen van de sportbond zijn vaak een goede start. Voorbeelden hiervan zijn te vinden via diverse websites[3]. Het lezen van en kijken naar bijvoorbeeld de laagdrempelige, korte blogs, video’s en artikelen op http://www.kidmove.eu/ kan ook een goed begin zijn. We hopen dat deze site het verlangen naar meer scholing voldoende prikkelt. De genoemde sites borgen de kwaliteit van de informatie die in de cursussen wordt gegeven.

 

Conclusie

Als trainer heb je een belangrijke rol in de binding van jongeren aan de vereniging. Je kunt hierop invloed uitoefenen en vroege drop out uit de sport voorkomen door autonomie, competentie en verbondenheid van jongeren te bevorderen in de trainingen en kennis te hebben van wat belangrijk is met betrekking tot groepsdynamica. Het open staan voor feedback en het kunnen houden van goede gesprekken met jonge sporters helpt zeker. Tot slot is het volgen van gerichte scholing van groot belang voor goede trainingen en daarmee het behoud van de jeugd voor de sport. Het al eerdergenoemde lesboek “Plezier in bewegen voor ieder kind” kan helpend zijn om trainingen en oefenvormen anders vorm te geven.

 


 

Literatuur

 

  • Damen, J. Bewegen in groepen is leuker. Huisarts Wet 60, 147 (2017). https://doi-org.windesheim.idm.oclc.org/10.1007/s12445-017-0089-5
  • Stuij, M., Wisse, E., Mossel, G. van, Dool, R. den, Lucassen, J. (2011). School, Bewegen en Sport. Mulier Instituut.
  • Lahr, P., Rijkee, D. (2017) Faalangsttraining voor jongeren van 10 tot 18 jaar. Houten: Bohn Stafleu van Loghum
  • Lorusso, J. R., Pavlovich, S. M., & Lu, C. (2013). Developing student enjoyment in physical education. Physical & Health Education Journal79(2), 14.
  • Mombarg, R., Berg, L. van den, & Geer, F. van de (2018). Lesboek Plezier in bewegen voor ieder kind: een praktisch leerboek voor begeleiders die werken met kinderen met ontwikkelingsachterstanden op motorisch en/of gedragsmatig gebied in sport- en beweegsituaties. Arnhem: Special Heroes Nederland.
  • Standage, M., Duda, J. L., & Ntoumanis, N. (2003). A model of contextual motivation in physical education: Using constructs from self-determination and achievement goal theories to predict physical activity intentions. Journal of Educational Psychology, 95(1), 97–110. https://doi.org/10.1037/0022-0663.95.1.97
  • Breedveld, K., Bruining, J. W., Van Dorsselaer, S., Mombarg, R., & Nootebos, W. (2010). Kinderen met gedragsproblemen en sport: Bevindingen uit de literatuur en uit recent cijfermateriaal. ’s-Hertogenbosch: Mulier Instituut
 

[1] In dit artikel wordt gesproken over trainer in verband met de leesbaarheid. Andere termen die vaak worden gebruikt zijn coach of begeleider.

[2] Omwille van de leesbaarheid is steeds ‘hij’ gebruikt in de tekst. Waar ‘hij’ staat kan uiteraard ook ‘zij’ worden gelezen.

Naar boven